leraar, onderzoeker, pedagogisch troubadour

De zin en onzin van toetsen

In een recente Meesterwerk-podcast gaat Jan Jaap Hubeek in gesprek met Wouter Modderkolk en Rob Kickert over de zin en onzin van toetsing. Rob Kickert geeft naast zijn werk voor NIVOZ les aan de Educatieve Master Primair Onderwijs (EMPO) en ontworp daar ook het toetsprogramma. Wouter Modderkolk is naast zijn werk als promovendus leraar economie aan de Stichtse Vrije School. Zij vonden elkaar in hun passie voor toetsing, of eigenlijk: hun afkeer van de huidige toetscultuur.

”Als je toetsing zo belangrijk maakt als dat wij dat in deze samenleving doen in ons onderwijs, kan je er maar beter veel tijd in investeren. Niet armzalig toetsen, want dan wordt er ook armzalig geleerd.”

In deze podcast leggen zij uit hoe de huidige, dominante aanpak van toetsing is verworden tot een meting die het te meten proces ernstig ontregelt. ”De essentie van het verhaal is dat je met je onderwijs bepaalde doelen hebt, en dat de toetsen altijd maar een stukje van die doelen kunnen meten (…) er zit incongruentie in. En dat zorgt voor schade op allerlei manieren.”

Want, “het getoetste leren wordt aangemoedigd en het ongetoetste leren wordt impliciet ontmoedigd”.

“Om je overlevingskansen in ons onderwijssysteem te vergroten, is het adaptief om gemotiveerd te zijn om te presteren. En alleen datgene te doen wat je moet doen om je kans op goede prestaties op die toetsen te vergroten.”

Eén van de oorzaken van die incongruentie is ons streven naar objectiviteit: “Objectiviteit is totaal onmogelijk. En ik denk dat we in het streven daarnaar heel veel mooie vormen van toetsing buitensluiten, onmogelijk maken.”

Het streven is een begrijpelijke poging om het risico van oneerlijke beoordeling door subjectiviteit uit te bannen, maar ook problematisch omdat “in pogingen om dat teniet te doen, dat er zo veel meer goeds wordt vernietigd aan het onderwijsproces, dat het dat offer niet waard is”.

Hoe dan wel? Wouter beschrijft zijn aanpak op school: “ik laat ze zelf hun rapportcijfer bepalen, ze moeten dat beargumenteren” en dan blijkt “alle leerlingen waarover ik twijfels had, hebben zichzelf aangemeld voor een gesprek”.

“Het gaat er om: ben jij als docent verbonden met die leerling? Zie jij die leerling? Dat is steeds de zoektocht.”

Dit kwam ook naar voren uit het praktijkonderzoek dat Wouter in 2020-2021 deed samen met een leerkring waar negen middelbare vrijescholen aan deelnamen. Conclusie van de leerkring was dat we te veel toetsten, maar de leerling te weinig zagen. Om dat te kunnen doen is het nodig om kritisch te kijken naar het curriculum (inclusief toetsprogramma) om ruimte te scheppen voor de leerling om te verschijnen in zijn eigen uniciteit. De ervaringen van de leerkring zijn verzameld in het boekje Waarde(n)vol Toetsen op de Vrijeschool, met bij elke bijdrage een vraag die de lezer uitnodigt om te kijken naar het handelen in de eigen onderwijspraktijk en daarop te reflecteren.

Bij de EMPO gebruikt Rob bij toetsing het ontwerpcriterium dat studenten de opdrachten leuk of interessant moeten vinden, en dat hij het interessant of leuk moet vinden om ze na te kijken. “Als dat niet zo is, denk ik dat er iets mis is. Die toets geeft namelijk eigenlijk aan wat belangrijk is in jouw onderwijs.” En natuurlijk zijn er kanttekeningen, want “goed toetsen kost tijd. Als je goed toetst wordt het wel veel meer onderdeel van je onderwijs. Studenten deden nu echt iets met de feedback. Dus het voelt veel waardevoller, de tijd die je er in steekt. Het is geen toetstijd meer, het is gewoon onderwijstijd geworden.”

En dat laatste is precies wat Rob en Wouter bepleiten: zorg voor betekenisvolle toetsing die leerlingen en studenten niet ontmoedigd, maar ze juist motiveert om zich verder te ontwikkelen.

Dit bericht is ook geplaatst op de website van Stichting NIVOZ