leraar, onderzoeker, pedagogisch troubadour

Ruimte voor je pedagogische opdracht

Hoe hoog scoren je leerlingen op reken- en taalvaardigheden? Hoeveel slagen er zonder te blijven zitten, en met welke cijfers? Afgelo­pen jaar nog uitte de Onderwijs­inspectie (2022) haar zorgen over de resultaten op Neder­landse scholen, met name op het gebied van rekenen en taal. Er zijn meer ‘goede lessen’ nodig om de achterstanden van onze leerlingen te verhelpen. Door de huidige focus op meetbaarheid, betekenen ‘goede lessen’ nu vooral lessen die aantoonbaar hogere cijfers opleveren. Maar zijn dit ook daadwerkelijk ‘goede’ lessen? Past dit in wat we goed onderwijs vinden? En krijgen leraren zo nog wel genoeg ruimte voor hun pedagogische opdracht en wat houdt deze eigenlijk precies in?

Nadruk op kwantificering
Het huidige onderwijs in Nederland richt zich veelal op het voeden van de leerlin­gen met nieuwe kennis en vaardigheden. Daarmee lijkt het vooral gefocust te zijn op zijn taak om leerlingen te kwalificeren voor een diploma, vervolgopleiding en/ of beroep. Leerlingen worden te vaak getoetst om (alleen) zo grip te krijgen op hun cognitieve ontwikkeling. De nadruk op deze kwantificering leidt tot versmal­ling van het onderwijsaanbod tot enkel dat wat gemeten wordt en vergroot het risico dat scholen zichzelf ook gaan presenteren naar de criteria waarop zij worden be­oordeeld. Om zo goed mogelijk aan deze criteria te voldoen, kan het belang van de leerling uit beeld raken. Denk bijvoor­beeld aan het plaatsen van een leerling in een havo-klas in plaats van een vwo-klas, wanneer er twijfel is over de haalbaarheid. Op deze manier komt de huidige nadruk op het aanleren en testen van kennis onze leerlingen zeker niet altijd ten goede.

Aandacht voor de bredere pedagogische opdracht
Door de focus op met name de kwalifice­rende en selecterende taak van het onder­wijs is in Nederland de aandacht voor de bredere, niet-meetbare ontwikkeling van leerlingen op de achtergrond geraakt. Voor o.a. gerenommeerde pedagoog Gert Biesta bekent dit een verschraling van de onder­wijskwaliteit. Volgens Biesta gaat onder­wijs over meer dan alleen het aanbieden (en testen) van kennis: het zou leerlingen ook een oriëntatie op de wereld moeten aanbieden. Wat betekent het om binnen een bepaalde sociale context te leven, en wat zijn normen en waarden die daarbij horen? Ook zou er aandacht moeten gaan naar het vormen van een leerling tot een zelfstandig ‘ik’, die over zijn of haar eigen leven kan beslissen en verantwoordelijk­heid weet te nemen voor de wereld.

Het spanningsveld onderzocht
In het huidige promotieonderzoek van Wouter staat evenwicht tussen deze drie opdrachten voor scholen centraal. Je zou kunnen zeggen dat het aanbieden van een oriëntatie op de wereld en het vormen van een zelfstandige ‘ik’ gezien kunnen worden als de bredere pedagogische taak van leerkrachten en schoolleiders. Hoe kunnen leraren en schoolleiders deze balans vinden en bevorderen? Hoewel het gedachtegoed van Biesta door veel scholen en beleidsma­kers wordt omarmd, vragen veel leraren zich af hoe zij deze pedagogische taak in de praktijk zouden kunnen opnemen en uitvoeren. In hun ervaring conflicteert de nadruk op kennisoverdracht en toetsing met de bredere vorming van hun leerlin­gen. Dit blijkt zelfs zo te zijn op vrijescho­len – de focus van het onderzoek – waar expliciet wordt gewerkt vanuit een bredere pedagogische opdracht.

Pedagogische ruimte nodig
Waarom lukt het zelfs op vrijescholen, met een uitgesproken breder-pedagogi­sche intentie, niet altijd om vanuit deze intentie les te geven? Vooral als het gaat om de opdracht van het onderwijs om leerlingen te laten aankomen bij zichzelf en in de wereld, als een zelfstandig ‘ik’, speelt de leraar een cruciale rol. Deze opdracht vraagt volgens Biesta om het onderbreken, vertragen en ondersteunen van de leerling. Dat zijn het soort peda­gogische handelingen die je niet van te voren kunt plannen, maar die van je vra­gen dat je tijd en ruimte neemt om naar kinderen te kijken, en probeert waar te nemen wat ze van je nodig hebben. Hier­voor hebben leraren professionele ruimte nodig: ruimte om naar eigen inzicht te handelen, om in te spelen op het moment en de groep leerlingen die je voor je hebt. Veel van de methode, het curriculum en/ of de didactiek ligt echter al zodanig vast, dat deze professionele ruimte niet kan worden ingenomen, en er daarom niet aan de breder-pedagogische opdrachten van onderwijs wordt toegekomen.

Vervolg van het onderzoek
Wat helpt leraren om deze pedagogische ruimte wel te nemen? In het vervolg van mijn promotieonderzoek worden op dit moment leraren en schoolleiders geïnterviewd, schoolplannen, -gidsen en toetsbeleid geanalyseerd, en lessen geob­serveerd. Op zoek naar antwoorden op vragen als: wat is jouw opdracht als leraar, en waarom vind je dat belangrijk? Waar lukt het goed en waar niet goed om jouw pedagogische opdracht in handelen te brengen, en waarom? Dit levert informatie op die relevant is voor leraren om het best mogelijke onderwijs te geven; handvatten die helpen om de balans te vinden tussen het aanbieden van kennis en vaardighe­den, een oriëntatie op de wereld, en het vormen van een zelfstandig ‘ik’. Niet alleen voor vrijescholen, maar voor álle scholen met een breedvormende ambitie. Zodat niet kwantificering de boventoon voert in ons onderwijs, maar we onze leerlingen de mogelijkheid bieden om als breedgevorm­de ‘ikken’ aan te komen in de wereld – om vanuit daar, vanuit vrijheid, verantwoor­delijkheid te kunnen én willen nemen voor de ander en het andere.

Tekst: Wouter Modderkolk en Mara van Dijk
Dit artikel is gepubliceerd in het januari/februari nummer van van Twaalf tot Achttien in januari 2024